Ver voorbij - is de wijk
van blauwsel binnen handbereik
en raap en reuzel op de hoek.
Van 'bakkertje, ajuus... tot kijk
bij klets- en ouwe wijvenkoek'.
Ver voorbij - is het blok
van elastiek, voor de onderrok,
en haagsche-dames-hoedjes.
Waar 't paard een kar met kannen trok
gevuld voor gruttenpaptoetjes.
Ver voorbij - is het deel
van 'ietsje meer?' als ritueel,
en pruim als verslavingsvoer.
Van schillen voor het vee van Neel
en lompen voor de voddenboer.
Ver voorbij - is het part
van 'schraal een ons' of 'krap een kwart'
en vertrouwd met 'op de pof'.
Van thuiswerk uit het ambachtshart
voor de zondagse lap met lof.
Ver voorbij - is het stuk
van pa zo moe door arbeidsdruk
aan de band waar hij zich boog.
Van volle kamers gezinsgeluk
waar iedere gram nog woog.