Het rafelt maar, het rafelt maar:
De wol verlaat de bomen
Iedere winter valt hem zwaar
Zo bloot erdoor te komen
Hij kleumt en kleumt, zo poedelnaakt
Zijn armen zijn bevroren
Zijn bast doet zeer hij piept en kraakt
De strijd lijkt hij verloren
Maar dan!
De draad herpakt, het lijkt een droom:
Opeens staat hij te spinnen
Er komt weer breisel aan de boom
Boom gaat een trui beginnen